Wie bewaakt de digitale Areopagus?

17-11-2025

Door Grace Camara, EU-correspondent voor EWTN België

Europa's nieuwe poortwachters en de toekomst van het geloof

Toen de Europese Unie de Digital Services Act (DSA) introduceerde, werd die gepresenteerd als een technische opschoning van de digitale markt, het bureaucratische equivalent van het vegen van de straten. Maar het Europese publieke domein is nooit louter administratief geweest. In elk tijdperk bewaakte iemand de poorten. In de tijd van Paulus waren dat de denkers van de Areopagus. Tegenwoordig zijn de nieuwe bewakers regelgevende instanties, geautomatiseerde moderatiesystemen en platform compliance-teams gewapend met vage wettelijke mandaten.

Deze dynamiek zou nu onder formeel toezicht moeten staan. Op grond van artikel 91 moest de Europese Commissie uiterlijk op 17 november 2025 een evaluatie van de uitvoering van de DSA maken en publiceren, een beoordeling die bedoeld was om de werkelijke impact ervan op de vrijheid van meningsuiting en het functioneren van de online publieke ruimte te bekijken. Nu die deadline is verstreken, is er helaas nog geen evaluatierapport op grond van artikel 91 openbaar gemaakt, en heeft de Commissie zelfs geen ontwerp of samenvatting van haar bevindingen gepubliceerd. Deze afwezigheid is geen kleine administratieve vertraging. Het duidt op een diepergaand gebrek aan transparantie op een moment dat de bezorgdheid over overmatige moderatie, ongelijke handhaving en het afkoelen van wettige religieuze en ideologische meningsuiting in heel Europa toeneemt.

Bij gebrek aan de verplichte evaluatie heeft het maatschappelijk middenveld, waaronder christelijke ngo's, mensenrechtenorganisaties en deskundigen op het gebied van digitale rechten, geen institutionele duidelijkheid om te beoordelen of de DSA functioneert zoals bedoeld. En zonder transparantie neemt het risico toe dat kwetsbare stemmen, met name die welke traditionele morele of doctrinaire standpunten uitdragen, worden gemarginaliseerd door ondoorzichtige systemen die nooit zijn ontworpen met het oog op dat soort uitingen. De echte vraag voor christenen is onvermijdelijk: wie beslist nu wat er in deze nieuwe digitale Areopagus mag worden gezegd, en op basis van welke waarden?

Een structuur gebouwd voor overdreven handhaving

De noodzaak van een vorm van digitaal bestuur is duidelijk. De Kerk erkent de gevaren van online-misbruik, desinformatie en de verloedering van de morele cultuur. Maar regulering wordt gevaarlijk wanneer brede, ongedefinieerde categorieën aan niet-gekozen ambtenaren en aan particuliere platforms die bang zijn voor sancties, de macht geven om legitieme religieuze uitingen, morele redeneringen en de verkondiging van waarheden die gebaseerd zijn op de natuurwet te beknotten. Dit is niet langer theoretisch. Het gebeurt nu al.

De DSA verplicht grote platforms om inhoud te verwijderen die volgens de veranderlijke en evoluerende EU-richtlijnen als "schadelijk", 'misleidend' of "risicovol" wordt beschouwd. De wet moedigt proactieve moderatie actief aan, wat betekent dat platforms onder druk worden gezet om inhoud te verwijderen nog voordat er een klacht is ingediend. Hierdoor wordt de praktische bevoegdheid overgedragen van rechtbanken en gekozen instellingen naar ondoorzichtige algoritmische systemen, particuliere moderatieteams, door de EU erkende "betrouwbare flaggers" en regelgevende instanties die bevoegd zijn om boetes van miljarden euro's op te leggen.

Gezien deze structuur is het voorspelbaar dat platforms een "bij twijfel verwijderen"-benadering hanteren. En wat wordt vaak als eerste verwijderd? Content die raakt aan omstreden morele kwesties, precies daar waar de christelijke antropologie afwijkt van de heersende ideologie. In heel Europa wordt content die gaat over het huwelijk, gender, de waardigheid van het menselijk leven of kritiek op het EU-beleid steeds vaker gemarkeerd onder dezelfde categorieën die worden gebruikt voor schadelijke of extremistische content. Het resultaat is structureel: christelijke moraal wordt behandeld als een risicofactor. 

De stille uitholling van artikel 17

Het eigen rechtskader van de EU erkent het belang van religie. Artikel 17 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vereist een "open, transparante en regelmatige dialoog" met kerken. Deze bepaling erkent dat het christendom geen privéhobby is, maar een pijler van de Europese beschaving.

De DSA hanteert echter een geheel andere logica. Deze wet is gebaseerd op een technocratische definitie van neutraliteit, waarbij religieuze uitingen worden beschouwd als een potentieel "nalevingsprobleem" in plaats van als een legitieme bijdrage aan het publieke debat. De tegenstrijdigheid is groot: artikel 17 nodigt de kerk uit om zich uit te spreken. De DSA creëert omstandigheden waarin die uitingen geruisloos kunnen worden onderdrukt.

Een nieuwe klasse poortwachters

Historisch gezien heeft de kerk bijgedragen aan de vorming van Europese openbare instellingen, zoals universiteiten, rechtbanken en het maatschappelijk leven. Tegenwoordig is het publieke domein digitaal en zijn de poortwachters geen filosofen of gekozen vertegenwoordigers meer, maar de trust & safety-teams in Silicon Valley, geautomatiseerde moderatiealgoritmen, door de EU goedgekeurde toezichthoudende organisaties, ngo's met de status van "betrouwbare flagger" en regelgevende instanties die bevoegd zijn om onmiddellijke verwijdering van inhoud te eisen. Veel van deze actoren koesteren een reeds bestaande achterdocht en soms vijandigheid ten opzichte van traditionele christelijke opvattingen over de mens, de morele orde en het gezinsleven. De DSA vergroot hun macht.

Zelfcensuur en het onderdrukkende effect op het uiten van geloofsovertuigingen

Verschillende christelijke ngo's, met name ADF International, hebben het Europees Parlement gewaarschuwd dat de implementatie van de Digital Services Act een onderdrukkend effect kan hebben op religieuze en doctrinaire uitingen. In een breed gesteunde open brief aan de Europese Commissie waarschuwden ADF International en tientallen actoren uit het maatschappelijk middenveld dat de handhavingspraktijken van de DSA, geloofsorganisaties ertoe kunnen aanzetten hun eigen inhoud te matigen of af te zwakken om het risico op sancties door platforms of verminderde zichtbaarheid te vermijden. Deze bezorgdheid sluit aan bij waarschuwingen van meerdere Europarlementariërs, die hebben gewezen op ondoorzichtige moderatiepraktijken als een groeiende bedreiging voor het vermogen van religieuze en maatschappelijke actoren om vrij deel te nemen aan het digitale publieke domein in Europa. Het gaat dan over moderatiepraktijken zoals vb. het zogenaamde "shadow banning" waarbij inhoud zonder duidelijke uitleg wordt onderdrukt.

Parallelle ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk versterken dit beeld. Christelijke organisaties zoals het Christian Institute en Christian Concern hebben soortgelijke waarschuwingen geuit tijdens de behandeling van de Online Safety Act, onder meer door middel van formele schriftelijke bewijzen die aan het parlement zijn voorgelegd. In hun bijdragen merken zij op dat de benadering van "schadelijke inhoud" in de wet platforms zou kunnen stimuleren om preventief wettige christelijke prediking en commentaar te verwijderen of te demoniseren, met name over gevoelige onderwerpen zoals het huwelijk, seksualiteit en menselijke identiteit.

Hoewel het aantal openbaar gedocumenteerde gevallen in dit stadium nog beperkt is, creëert de regelgeving niettemin een reëel risico op overmatige moderatie, waardoor veel religieuze actoren zelfcensuur toepassen om moderatieboetes te vermijden. Dit is nog geen vervolging. Er zijn geen gevangenissen of tribunalen. Maar er is wel sprake van een vernauwing, een subtiele beperking van de ruimte waar christelijke uitingen zonder straf kunnen bestaan. Een preek die wordt geknipt voor online verspreiding kan stiekem worden gedown-ranked. Een katholieke uitleg van morele antropologie kan worden gemarkeerd als "desinformatie". De reflectie van een bisschop over het gezinsleven kan geruisloos uit de tijdlijnen verdwijnen door algoritmische onzichtbaarheid. Dit is zacht secularisme met een regelgevend gezicht – subtiel, procedureel en aannemelijk ontkenbaar.

Wanneer het digitale publieke domein een omgeving wordt waarin regelgeving zelf de grenzen van toegestane meningsuiting bepaalt, wordt de evangelisatiemissie van de Kerk niet alleen bemoeilijkt, maar ook structureel belemmerd. De reactie hierop mag niet terughoudend zijn. Christelijke media, bisschoppenconferenties en het katholieke maatschappelijk middenveld moeten aandringen op:

  •  expliciete bescherming van religieuze meningsuiting in de DSA-richtlijnen
  • transparante en door mensen geleide beroepsprocedures
  • erkenning dat christelijke antropologie geen "schadelijke inhoud" is
  • verantwoordingsplicht voor "vertrouwde Flaggers" met ideologische agenda's
  • implementatie geworteld in de erkenning van de sociale rol van de Kerk in artikel 17

Zwijgen, aanvaardbaarheid zoeken en verzoenende ambiguïteit zijn ontoereikend. De toekomst van Europa zal worden bepaald door degenen die zich duidelijk uitspreken, niet door degenen die hopen niemand te beledigen.

Een keerpunt voor Europa

Europa staat op een tweesprong wat betreft zijn beschaving. De DSA maakt, onder zijn bureaucratische vocabulaire, deel uit van een strijd tussen twee visies op de samenleving, de ene geworteld in het christelijke erfgoed van Europa en de andere gebaseerd op een postnationale, technocratische ideologie die neutraliteit claimt maar haar eigen morele aannames oplegt.

Als christelijke stemmen hun recht op vrije meningsuiting – zowel online als offline – niet doen gelden, zullen ze niet volledig tot zwijgen worden gebracht, maar wel tot irrelevantie worden gemanipuleerd.

Het evangelie heeft ooit een heidens continent getransformeerd. Vandaag moet de Kerk de digitale ruimte verdedigen waar de toekomst van dat continent zal worden gevormd.


Grace Camara is EU-correspondent voor EWTN België. 
Vanuit Brussel doet ze verslag van het Europese beleid, digitaal bestuur en mensenrechten vanuit een christelijk perspectief, met bijzondere aandacht voor godsdienstvrijheid en culturele kwesties die bepalend zijn voor de toekomst van Europa. In haar werk onderzoekt ze hoe ontwikkelingen binnen de EU-instellingen van invloed zijn op de samenleving, het openbare leven en de waardigheid van de mens.